De reis van de Zeezot de reis naar verre bestemmingen

17 mei 2009

200904 Cuba

Filed under: 200904 CUBA — Joop @ 3:30 am

Zoals in de pilot staat, melden we, dwz Bert, ons keurig aan als we in de 12 mijlszone komen. Geen reactie. We varen door naar Bahia de Naranja en krijgen dan eindelijk contact met de guarda frontera de Cuba. Hier kunnen we ons niet aanmelden, we moeten door naar Bahia de Vita, 5 mijl naar het westen. Tja dat krijg je als de enige pilot van Cuba die er te krijgen is 10 jaar oud is. Het blijkt een baai waar we een eind in moeten varen voor we bij de jachthaven aankomen. We varen langs pootje badende Cubanen. Ik sta aan het roer en Joop is binnen. Een vrouw zwaait terug, maar de mannen doen dat pas als Joop  te voorschijn komt. Kennelijk zijn ze opgelucht dat er toch een man aan boord is.

De guarda vaart langs en gaat weer. Bij de haven aan gekomen moeten wij even voor anker terwijl Seebaert afmeert en de dokter aan boord krijgt. Dan mogen wij ons schip met goedbedoelde, maar onbeholpen hulp afmeren aan een mooring met de kont naar de wal. We mogen nog niet van boord. Dat mag pas als de dokter jouw met de medicijnen die je aan boord hebt, goedgekeurd heeft. Hij vraagt welke medicijnen we aan boord hebben en als ik de medicijndoos wil pakken zegt ie:” Geen Morfine??” ‘ Nee, dat hebben we niet.’ Verder hebben we volgends de dokter vast aspirine en ibiprufeen aan boord en als we dat bevestigen, hoeft hij de rest van de medicijnen niet te zien. Na wat papierwerk, waarin onder andere staat dat we geen pest, rattenplagen en doden aanboord hebben, mag de gele vlag naar benenden en mogen we van boord. Nu is het wachten op de rest van de autoriteiten, want die zijn ondertussen bij Seebaert aan boord. Ik krijg van een Cubaanse dame als welkom een paar bloemetjes aangereikt. Zij, Tina,  is degene die de haven runt. Ze nodigt ons uit voor een welkomstdrankje en zegt ons morgen een en ander over Cuba te vertellen, want daar zijn we nu vast te moe voor. Even later zit ons bootje vol met een havenkapitein, een douanier, een dame van agricultuur en een man van de veterinaire dienst. Na veel papierwerk en een vluchtige inspectie van de voorraad en de koeling verdwijnt deze club van boord en komen er twee mannen met honden. De een onderzoekt het dek en de ander komt binnen en laat de hond binnen wat rondsnuffelen. Na dat ritueel zijn we vrij en binnen. Wel hebben we hier voor het eerst gebruik gemaakt van ons scheepsstempel! Iedereen is vriendelijk en wens ons “disfructa Cuba” of te wel -geniet van Cuba-. Het betalen moeten we maandag doen, als de banken open zijn en we Cubaans toeristen geld gehaald hebben. In dit haventje ligt ook de Bleu Pelican. Deze mensen hadden we al eerder ontmoet in de Bahama’s. Zij zijn net terug van een rondrit door het land en zitten vol verhalen. Naast ons ligt een andere Canadese boot met een dame van Nederlandse afkomst. Hoe een grote wereld dan toch weer klein is. Het welkomstdrankje smaakt ons goed en we nemen er dan ook geheel volgens de verwachting nog eentje. Tevreden dat we in Cuba zijn en blij om na een week ankeren op onbewoonde plekken weer onder de mensen zijn.

Het verhaal van Tina is verhelderend en verwarrend. Ze legt uit hoe de verschillende geldstromen in elkaar zitten. Je kan soms betalen met dollars, maar dan komt er 20% omruilpremie bovenop, beter is om geld om te wisselen naar cuc (pesos convertibles) of die te halen met je creditcard. Dan heb je nog het gewone Cubaanse geld en dat is 24 pesos voor 1 cuc, maar daarmee kan je alleen buiten de toeristencentra brood, groente en fruit voor kopen. Het vreemde is dat ook Cubanen spullen kunnen of moeten kopen voor cucs. Cubanen met een baan verdienen gemiddeld 15 cuc per maand en een stukje zeep kost 0.70 cuc en brood 0.40 pesoscent. Voor ons is het vreemd want we betalen hier 20 cuc per nacht, voor een jachthaven niet duur, maar wel een dik maandsalaris voor de mensen hier. Een cuc is ongeveer 90 eurocent.

Zondagavond hebben we een afscheidsborrel met alle 5 bewoonde boten bij de Two pelicans. Midden in de nacht horen we gerommel en ik bedenk dat het schaaltje waarin de vissalade heeft gezeten nog buiten staat en dat de loopplank nog uit ligt. Joop gaat kijken en we vermoeden dat het een rat is geweest. Ook bij de buren Seebaert menen ze wat gehoord te hebben en ook daar lag de loopplank nog op de kade! Voortaan de plank omhoog en geen resten meer buiten. Het ziet er hier overal erg schoon uit, maar we liggen wel tussen de mangroves.  Maandags gaan we met een taxi naar Guardalavaca, een resort op 11 km afstand waar een  bank en dergelijk zijn.

Bij de bank kunnen we nog geen geld wisselen, want de computers liggen plat. Dus maken we meteen kennis met wat veel Cubanen vaak moeten doen en dat is wachten.

Hebben we na een uurtje geld, gaan we een kopje koffie drinken en dat is weer als van, ouds, Spaans, lekker pittig shotje, heerlijk! We slenteren wat over een soort kunstmarkt, waar mooie houten beeldjes van allerlei dieren zijn. Goed getroffen, mooi gemaakt. Ook zien we mooie sieraden en zelfgemaakt boekjes. Omdat we morgen samen met Seebaert een auto huren en dan naar Santiago de Cuba willen, besluiten we hier nu nog niks te kopen. Later krijgen we daar spijt van. De kwaliteit hier is hoog vandaag en het blijkt dat de kunstenaars bij een toerbeurt van 8 dagen mogen komen. Een eerlijk systeem, maar anders dan wij verwacht hadden.

De volgende dag vertrekken we naar Bayamo een stad halverwege Santiago. Overal langs de weg zie je mensen wachten op vervoer. We vallen van de ene verbazing in de andere als we alle vormen van vervoer hier zien. Dachten we nog dat de paardenkoetsjes in het resort een toeristische attractie waren, onderweg blijkt dat een gewoon vervoersmiddel te zijn. Paard en wagen zien we in vele verschijningsvormen en natuurlijk de Amerikaanse sleeën in allerlei stadia van onderhoud en bont van kleur. Verder vaak een ruiter te paard en veel fietsers. Dit alles maakt net als wij gebruik van de weg of rijdt in de berm. Voor de toeristen zijn er luxe bussen, maar de Cubanen worden vervoert in open vrachtwagens, waar soms aan de zijkanten banken zijn getimmerd, maar even zo vaak staan ze met zijn allen. Andere vrachtwagens zijn dicht met alleen een luchtspleet en afgedekt met een  dekkleed tegen de zon, maar voor ons is de associatie met veevervoer wel heel groot. Ook rijden hier onze gele bussen van diverse jaargangen rond en die gaan nog steeds naar Arnhem, Ridderkerk, Groenlo of ze zijn buiten dienst. Later horen we dat hiermee de medewerkers van de resorts vervoerd worden. Iedere Cubaan die hier auto rijdt moet mensen meenemen. De meeste auto’s zitten dan ook bomvol. Op kruispunten staat zelfs iemand in Uniform het vervoer te regelen. We willen niet alleen de hoofdwegen volgen en slaan af om binnen door te gaan. Niet het kleinste weggetje nemen we maar toch. Het wordt een groot gehobbel over een bijna onbegaanbare weg. We rijden door kleine boeren nederzettingen en zien ossenkarren, die voor vervoer en landbewerking gebruikt worden. De mensen wonen vaak in klein hutje, maar het erf is hier in tegenstelling tot ander Caribische eilanden altijd schoon. Ze hebben elektriciteit en vaak glimt de koelkast met vriezer je tegemoet door de deuropening. Ondanks dat zeep hier een schaars artikel is, loopt bijna iedereen in schone, hele kleren. Zoals Tina ons al vertelde als je hier naar buiten gaat zorg je dat je er verzorgt uitziet.  Alleen dronkelappen en zo zien er onverzorgd uit. Na omzwervingen en verschillende keren de weg vragen komen we aan in Bayamo. We lopen wat rond en vinden een casa particular voor de nacht. We slapen elk in een ander huis. Het avondeten doen we in het huis waar Bert en Marion logeren en ontbijten doen we bij ons. We slapen in een typisch huis van hier. Je komt binnen in de woonkamer en loopt dan door naar de openluchtgang waar alle ander kamers op uit komen. Vaak is hier ook de keuken. In de huizen zitten geen ramen. Wel zijn er lamellen waarmee je de frisse lucht kan regelen. Onze kamers hebben airco, een ventilator, een koelkast met gekoelde drankjes en een eigen badkamer. Voor 20 cuc per nacht vinden we dat niet duur. Het avondeten kost 7 cuc pp en het ontbijt 3. Beide maaltijden zien er beeldschoon uit en smaken prima. Voor de auto heb je hier een oppasser nodig en die doet dat voor 2 cuc per nacht. Ook als je in een drukkere plaats komt, zal er altijd iemand aan bieden om op je auto te passen. We weten nog steeds niet of dit echt nodig is of alleen een manier om een centje bij te verdienen. De volgende dag rijden we door naar Santiago, we hebben al een casa particular gereserveerd bij de moeder van een van de casa-houdsters van gisteren. De auto kunnen we voor de deur laten staan en we gaan op stap. Al snel worden we aan gesproken door een jonge Cubaan, die zegt een schilder in een hotel te zijn en hij wil ons een mooi uitzicht en een maquette va de stad laten zien in dat hotel. Dan verteld hij ons de naam van een Cubaans drankje , mojito, en dat we dat toch eigenlijk wel moeten drinken op dit mooie terras met uitzicht. En omdat we toch al ergens wat willen drinken doen we dit uiteraard samen met hem. Alleen wordt het een Cuba libre, het andere is er niet. Hij verteld ons het een en ander over Cuba en zijn Afrikaanscubaanse achtergrond. Volgens hem hebben we geluk want is er nu een muziekfestival in Santiago en is er vanavond overal muziek. Omdat we op een been niet kunnen staan nemen we nog een drankje, maar gaandeweg blijft er van de aanvankelijke beloofde vrijblijvendheid weinig over. Hij weet wel een goed eethuisje hier  en of we dan zijn nam willen noemen als we daarheen gaan, want dan krijgt hij commissie. Als we weggaan moeten we alsnog entreegeld betalen omdat we los van hem nog even naar de maquette gekeken hebben. In de komen de uren heeft elke Cubaan die ons aanspreekt pech. We eten vandaag in de stad. Op een pleintje drinken we eindelijk een mojito  Erg lekker! Witte rum met citroensap, suiker, prikkelwater en een takje mint op ijs. In de vensterbank zitten twee meiden muziek te maken. Uiteindelijk is dat alle straatmuziek die we tegenkomen. Na het eten, wat tegenvalt gaan we ergens naar binnen waar en liveband speelt. Lang zijn we er de enige buitenlanders. Wel krijgen we een tafeltje voor gezet en moeten we wat te drinken bestellen. Joop danst de sterren van de hemel met diverse Cubaanse dames. Na afloop gaan we tevreden naar onze prachtige casa particular. In dit geval een groot huis met weer hele mooie tegelvloeren in de eerste entree kamers en de slaapkamers. Hier is ook de binnenplaats een stukgroter en die staat vol met planten, het is als het ware een grote buitenkamer. De volgende ochtend maken we nog een lange wandeling door deze heuvelachtige stad. Ook hier weer veel vervallen gebouwen. We komen ook op een mercado agricultura, waar veel groente, fruit en vlees te koop is.  We rijden via de kathedraal del Cobre terug. Deze kathedraal is de bedevaartsplek van Cuba. Helaas wordt je hier overspoelt door de verkopers van Mariabeelden en beeldschone bossen bloemen. Wij worden wel wat kriegel van zoveel pussy verkopers en wij niet alleen, ook de broodverkoopster, waar we wat brood kopen heeft er last van.  Haar klanten worden er door belaagd. Ze dreigt zelfs de politie te bellen. Onze terugweg gaat door eindeloze suikerrietvelden en is bij tijd en wijle saai. De weg is ondanks dat het een redelijk doorgaande weg is zo kapot gereden en vol kuilen dat er in de berm een geheel nieuw spoor is ontstaan. Maar dat spoor is vaak te breed voor ons autootje, zodat we hele stukken met een wiel op de oude weg rijden en met  het andere op het nieuwe spoor. Snel gaat het zo niet en we beseffen weer eens hoe verwend wij zijn met onze goed onderhouden wegen. Overal komen we onderweg op borden, stenen, bushokjes en muren leuzen van de revolutie tegen. Vaak staan er rijen lange beelden van alle revolutiehelden langs de weg. Overigens hoe klein een gehucht ook is er staat altijd een lagere school, een van de verworvenheden van de revolutie. Vlak voor het donker zijn we thuis. We rijden door het hek van de beveiliging van de jachthaven. Overal staan hier infrarode camera’s, want er mogen geen Cubanen, die hier niet werken op het terrein komen.

Tja en dan ontdekken we tot onze grote schrik dat het kleine slaaphutraampje open is blijven staan en dat er naar alle waarschijnlijkheid een beest binnen is geweest. We zien ook sporen, maar gelukkig is het dier niet in de kastjes geweest, de gaatjes zijn kennelijk te klein. We stellen een rattenval op in de vorm van de koekenpan op z’n kant met een blokje er onder en wat voer.  Die hele nacht liggen we wakker. Horen we iets? Horen we niets? Ritselt er wat?Moeten we aan het touwtje trekken? Zodat hopelijk de pan over het beest valt als die van het aas eet. Ik val nog wel in slaap, maar Joop waakt bijna de hele nacht zonder resultaat. De volgende dag halen alle vloerdelen omhoog en onder de laatste in de punt ontdekt Joop een nestje met 6 jongen. De nacht daarop horen we moe over het dek rennen en misschien pa ook. Kennelijk zijn ze overdag aan de wal en komen ze ‘s nachts terug. Als we een keer zeker weten dat ze buiten zijn doen we het plexiglasdeurtje er in plaats van het gaas of het houten deurtje bang dat ze daardoor heen vreten. Helaas overmand door vermoeidheid zet Joop het deurtje er verkeerd om in en dan blijft er een redelijk groot gat over. Ik val weer in slaap, maar Joop hoort een plof en ziet een beest wanhopig heen en weer rennen op zoek naar het nest. Naar het klaargelegde eten onder de pan taalt het niet. De volgende dag probeert Joop volgens oud gebruik de rat uit te roken. Daarvoor gebruiken we de generator met aan de uitlaat een slang die Joop her en der onder de vloer stopt. Het stinkt behoorlijk binnen maar er komt geen rat tevoorschijn. De volgende dag vertrekken we. Weer een hele papierriedel en een man met hond, die binnen moet snuffelen. Wij bang dat dat beest op rattentilt slaat, maar er gebeurt niks en wij kunnen met rat en al vertrekken. Joop knutselt al varend een val waar 220 volt op kan staan en ook het uitroken proberen we nog maar eens. We ankeren in Bahia de puerto Padre en gaan eten aan boord van Seebaert. Daar komt ook de havenkapitein aan boord en die neemt onze papieren mee, morgenochtend om 8 uur krijgen we ze terug. Ondertussen hebben we eten op de on-aangesloten val gelegd om te kijken of de rat nog bij ons is. Ja hoor het eten is weg. Dan doet Joop de stroom er op en wacht. Al wat er gebeurt maar geen rat die er van eet, kennelijk voelt het dier de spanning. Doordat de omvormer aan staat horen we niet alles en merken we niet dat het diertje zich een weg naar buiten of naar binnen door het gaas gevreten heeft. Enfin weer een slapeloze nacht en nog steeds die rat aan boord. Het enige wat we zeker weten is dat het dier in de nacht naar buiten gaat. Het plan voor vandaag is naast een lekker stuk varen: een slaappil mengen door het eten en dat buiten neer leggen. We moeten wel op letten of het beestje naar buiten gaat maar dat kan omdat we het doorgeknaagde gaas hertellen met plakband. Is het eenmaal buiten dan sluiten we alles en hopen het in zijn slaap te kunnen verrassen.  Wij ankeren die dag op een snel stromende rivier vlakbij mangroves bij Bahia de Nuevitas. Wij koken, maar eten vanwege de rat bij Seebaert aan boord. Als we terugkomen is het beestje naar buiten gekomen en heeft niks gegeten. Ik ben er van overtuigd dat het van boord is gegaan. Lekker terug naar de bekende mangroves, want land ruikt beter dan een boot die naar uitlaat luchten stinkt. En zo loopt dit rattige verhaal met een sisser af. De nachten daarop zit Joop af en toe recht overeind in bed en meent weer een beest te horen knagen. Natuurlijk waren we bang voor doorgeknaagde leidingen, zoals bij Seebaert is gebeurt. Ook daar is het beestje bezig geweest om een nestje te bouwen maar dan wel tussen de bekabeling met als gevolg dat de marifoon, GPS en KG radio het niet meer deden. Het dier heeft daar niet verder kunnen nesten omdat zij wel de boel goed dicht hadden gedaan tijdens ons tripje. Ondertussen zijn we bij een eilandje, Cayo Confites, aan gekomen waar de Guarda een controlepost heeft. Als we er aankomen staan er heel wat mannen op de uitkijktoren, maar als we alleen maar ankeren keert de rust weer. De avond daarvoor waren we in de buurt geankerd en was ons na onze melding via de marifoon gezegd dat we ons daar de volgende dag moesten melden. Dat doen we braaf, maar we krijgen geen reactie. Dan maar niet. We blijven hier 2 nachtjes omdat de wind weer een rondje draait. Langs dit deel van de Noordkust ligt een mijlen lang rif. Waar we ook nu weer beschut achter liggen. Als de wind rustiger is gaan we snorkelen en we hebben nog nooit zo’n mooi rif met zo’n enorme diversiteit aan koraal gezien, prachtig!!

 

 

De daarop volgende dag zeilen we met fikse wind, maar kunnen Cayo Guillermo niet halen en besluiten naar Cayo Coco te gaan. De ingang naar deze baai is lastig te vinden. Seebaert draait op een gegeven ogenblik helemaal om omdat de diepte plotsklaps snel terug loopt naar 2 meter. Ook wij draaien en proberen opnieuw in een woelige zee de ingang tussen twee riffen door te vinden. Deze keer gaat het goed. Wij varen voorop, omdat de diepgang hier misschien te gering is. Tot onze verbazing liggen hier grote tonnen. Als we aan komen varen zien we wel de grijze boten van de kustwacht liggen, maar geen spoor van een marina, die als aanbouw zijnde vermeld staat in onze 10 jaar oude pilot, de enige die er over Cuba is.. We besluiten aan de andere kant van de kustwacht pier te varen, en ja hoor daar is de marina! Voorheen in aanbouw nu in verval. Reageert er eerst niemand op onze aankomst nu loopt het hele militaire dorp uit. Help er ankeren twee buitenlandse boten! Eigenlijk wil men ons hier niet hebben. De kustwacht wil dat we doorvaren naar Guillermo, maar dat zien wij in het donker tussen de koraalriffen door niet zitten. Gelukkig mogen we blijven voor de nacht onder het voorbehoud dat we niet van boord gaan. We liggen hier aan lagerwal buiten de deining en perfect stil, dus blij toe dat we kunnen blijven. Helaas kunnen we nu niet de vandaag gevangen tonijn verorberen met elkaar, dus bewaren wij die maar tot morgen. We vertrekken weer vroeg, want we willen naar Isabelle een vissersdorp. Dit is een nachtje door varen.  Wij varen veel sneller en gaan bij het ingangskanaal voor anker om op Seebaert te wachten. En dan begin de guarda ons op te roepen. Gelukkig geeft Seebaert antwoord. En wat blijkt? We mogen of kunnen niet naar Isabella. Het is geen haven en er zijn ook geen winkels ook al is onze voorraad is. Dat laatste had Bert als argument gebruikt om aan te geven dat we nu toch echt na een kleine week aan land moesten. Enfin we zijn door gevaren en vinden een mooie ankerplaats bij Cayo Falcones. De volgende dag komen we na een dag met overwegend lichte winden tegen de avond aan in Varadero.

We lopen om 7 uur ’s avonds binnen en de mensen van de douane en militairen staan al op de steiger ons op te wachten. Dit is  een vrij grote jachthaven met vrijwel geen boten. Een paar buitenlanders en een handvol boten die hier al een paar jaar liggen te verpieteren. Ik vraag mij dan altijd af; wat de reden zal zijn dat er niet naar deze boten omgekeken wordt? We vullen de formulieren in, dat gaat vrij gemakkelijk omdat we al eerder in Cuba ingeklaard zijn. We gaan lunchen in het restaurant bij de jachthaven. Ik bestel een pizza. Als die op tafel komt denk ik:” ik had toch een andere besteld?”. Maar ach deze ziet er ook goed uit en ik begin te eten. Heb ik een kwart op, wordt mijn bord weggegrist en even later komt de door mij bestelde pizza. Ook lekker.  De volgende morgen eerst maar op verkenning uit. Wat is hier allemaal te beleven is. Varadero is de toeristische plaats van Cuba met een mooi strand, erg veel hotels en voor hier veel luxe. Bert en ik lopen naar het dorpje Santa Martha, wat dichtbij ligt om inkopen te doen maar komen alleen met rum en een paar broodjes thuis. In de winkels hier is  bijna niets te krijgen en op maandag is er geen agrarische markt. Morgen gaan we naar het toeristische centrum van Varadero daar moeten we toch wel inkopen kunnen doen?? Hier is meer te verkrijgen, zelfs kaas en yoghurt, alleen geen verse groentes. We lopen bijna de hele dag rond en vergapen ons aan de oude auto’s, de paarden met koetsen die hier rondrijden en aan grote luxe die we hier zien ten opzichte van eerdere plekken op Cuba. We laten we ons door een oude Buick, die als taxi rijdt thuis brengen. Ook hier zit een Hyuda diesel motor in, de oude 8 cilinder had het al lang geleden begeven. Bovendien was het verbruik: 1 op 4  met de huidige benzine prijs niet meer te betalen.

Voor morgen hebben we met Seebaert weer een auto gehuurd. We willen namelijk naar Trinidad en Santa Clara. Omdat we niet in de gewone-mensen-bus  mogen en dan toch alleen maar tussen de toeristen zitten is er ook geen meerwaarde om met de bus te gaan. Bovendien is het met zijn vieren is maar net iets duurder om een auto te huren, kunnen we zelf de route kiezen en stoppen waar we willen. 

 

 

Bij gewerkt op 15 mei

 

Nadat Joop en Bert de auto, waarvan de snelheidsmeter het niet doet en waar maar een bodempje bezine in zit, opgehaald hebben vertrekken we. Bij de benzine pomp naast de haven hebben ze helaas geen benzine voor ons. Ook in Santa Martha niet. Daan maar hopen dat het in het volgend plaatsje wel lukt anders hebben we een probleem en moet er een paard voor gespannen worden. In Cárdenas, waar we hopen te tanken zie je overal koetsjes rond rijden. Nu niet voor de toeristen, maar weer als dagelijks vervoer. We vinden de benzinepomp en hoewel die er uitziet als of er gerenoveerd wordt is er benzine. Opgelucht gaan we verder. Komen langs een boerenmarkt en stoppen daar voor vers fruit, want dat is even geleden. We kopen bananen en een soort kroketjes zonder vlees en erg lekker.   Op de terugweg willen we hier stoppen om de boot voorraad aan te vullen. Nu gaan we door. We willen heen een ander route rijden dan terug, maar hier komen we sowieso weer langs Zo veel keuze in begaanbare wegen is hier niet. Als we volgens plan richting Minas willen rijden worden we aan gehouden door een man. Waar we heen willen, want die kant op kan niet. Hij wil ons naar de ‘’autopista ‘’ hebben en dat willen wij niet. Eigenwijs rijden we door en dan verandert de weg in een zandpad, tja dat is de bedoeling niet . Wij weer terug en we stoppen even bij de man om hem zijn gelijk te geven. Hij biedt aan ons de weg naar de snelweg te wijzen. Als Bert hem vraagt of wij hem daar bij helpen, omdat hij dan met ons mee kan rijden, blijkt dat hij er voor betaald wil worden. Dus nee bedankt en we nemen de secondaire weg naar Colón. Dan maar heen en terug een stukje dubbel. In Colón stoppen we . Het is een  plaatsje waar je je bijna in een filmdecor waant met weer schitterend gebouwen in verval. We lopen er een mercado-gebouw binnen en daar is een verzameling half overdekt stalletjes. Waar groente en dergelijke verkocht wordt. Met Marion komen we bij een werkplaats, waar ze iets doen met suikerriet. Als Marion vraagt of ze een foto van de mannen mag nemen , gaan ze er echt voor sttaan . Ik neem een foto iets later Zij wijzen ons door naar een stalletje verder op. Ik bedenk me dat ik gelezen heb dat er een drankje is dat geperst wordt uit rietsuiker. Het moet verfrissend zijn en zoet. Wij in de rij en ja hoor het is vers, fris en zoet. Heerlijk. Opgewekt rijden we verder en komen dan aan in Santa Clara. In deze plaats staat het monument van Che Chevara, de nog immer aanbeden held. We stoppen even in het begin van het plaatsje en worden daar aangesproken door een jongen op de fiets die ons wel naar een casa wil brengen. Wij bedanken hem vriendelijk, want we hebben zelf iets op het oog. Eenmaal in het centrum blijkt hij ons gevolgd te hebben en wil dan op de auto passen. Ook dat willen we niet en boos wenkt hij naar anderen, maar wat er mee bedoelt wordt ontgaat ons. Joop en Marion blijven bij de auto en Bert en Ik gaan op casa jacht. We vinden plek in een prachtig huis met 2 kamers die uitkomen op een binnenplaats. Ook hier heeft men weer connecties met een mannetje dat dan de hele nacht op je auto past voor 2 cuc. We weten nog steeds niet of het echt nodig is, dat oppassen, maar we willen het risico om hem ’s morgens zonder wielen terug te vinden ook niet lopen. Dan gaan we het plaatsje in en komen op een prachtig plein. We lopen wat rond, bekijken een tentoonstelling van een plaatselijke schilder, gaan een museum binnen dat laat zien hoe de rijke plantagehouders indertijd leefden en gaan dan op het plein zitten kijken. Er is al een groep jongens aan het trommelen. Even later komt er een hele optocht aan met steltlopers en blijkt er een straattheater uitvoering te zijn dat zich op het hel plein afspeelt. Het is een leuke voorstelling met prachtige kostuums. De volgende dag lopen we naar het monument, museum en mausoleum van Che. Het is een indrukwekkend standbeeld met een sovjetachtig plein er voor. Terug gaan we met een soort brommertaxi, want met de paardenkoetsjes mogen wij, toeristen, niet. Het blijft hier vreemd die poging tot scheiding van de toeristen en de bevolking, tussen de tweede en de eerste economie, tussen de cuc en de pesos. Na dit avontuur, want de man reed schrikbarend hard met deze in mijn ogen wankele constructie, gaan we door naar Trinidad. We hebben daar al een plek om te slapen, omdat de mensen van deze casa een bevriende casa daar gebeld hebben. Als we er aankomen na een rit door de bergen, vragen we de weg naar die casa. Er komt een groepje mannen  op ons af, waarvan er een met klem beweerd dat we bij hem in zijn casa moeten. Volgens mij klopt dat niet want deze straat is niet de straat die we zoeken. Ik vraag wie hem van waaruit over ons gebeld heeft en hij gokt de foute stad. Dan nog komen we niet van hem af. Pas als Bert er zich mee bemoeid en zegt dat we hem dan wel op het bewuste adres zullen zien, wijzen ze ons de weg. Nu hadden we alle vier bij binnenkomst van deze plaats het gevoel van: “Wat doen we hier? Is dit de moeite van de tocht waard?? Onze casa is ook al niet je dat. Wel schoon en zo, maar klein en warm.  De mannen gaan meteen op stap en Marion en ik gaan eerst even rusten. Daarna lopen we het plaatsje in en belanden in een internet café. We internetten beide een half uurtje op een inbellijn dus super traag, maar goed we hebben weer hotmail op gehaald. Daarna komen we op het prachtige plein voor de kathedraal uit en daar toont dit stadje zijn charme, dit is echt een verrassing. Naast de kathedraal is een grote trap en daar speelt halverwege op een plateau een bandje. We strijken neer op een terrasje en drinken een drankje. Dan moeten we voor het eten naar huis. Ook de mannen hebben genoten en ergens naar muziek geluisterd. Het klopt dus toch dat het hier bijzonder is. Na het eten gaan we weer op stap. Het is een gezellig gedoe in de hoofdstraat. Op de stoep zijn de water kranen open gedraaid en men is bezig emmers water naar boven te takelen naar de containers die op het dak staan.  Wij drinken ergens een kopje van de heerlijke Cubaanse koffie en belanden na wat rondlopen in een muziekcafé. Er treed een lokaal bandje op en er komen verschillende anderen mee spelen onder andere een blonde toeristische dame op een viool. Daarna is er een speciaal optreden van de plaatselijke danstheatermuziek groep. De voorstelling gaat over de geschiedenis van Cuba tot aan de revolutie. Wervelend en enthousiast. Daarna treed er weer een groep op. Wij genieten onder het genot van drankjes heerlijk van dit al. Helaas voor Joop zit dansen er niet in. Na afloop gaan we nog even naar de trappen bij de Kathedraal en ook daar wordt om 12 uur ’s nacht nog volop muziek gemaakt. Tevreden rollen we onze bedjes in. De volgende dag gaan we nog even het plaatsje rond. Joop laat mij zijn ontdekkingen van gisteren zien en ik hem de mijne. Rond het middaguur verzamelen we bij de auto en gaan we richting Cienfugos. We komen snel vooruit, want de weg is uitstekend. Wel staan er overal mensen met trossen bananen in de berm in hoop dat je stopt en wat van ze koopt. Op een gegeven ogenblik  ligt de weg vol dode krabben. We zien ze ook oversteken van het moeras aan de ene kant van de weg naar de zee aan de andere kant. Te eten zijn ze kennelijk niet , want er is niemand  die een poging doet om ze te vangen. Cienfugos valt ons wat tegen, maar we hebben ook niet de rust om het uitgebreid te bekijken. We lunchen er voor een habbekrats en rijden dan weer door, want we moeten nog een heel eind en zijn liever voor het donker thuis. In Cárdenas vinden we na wat zoeken  de boerenmarkt weer terug. Gelukkig heeft Albertien een goed geheugen en weet ons naar de markt te brengen. We kopen er groente en fruit gewoon volgens de pesosprijzen op het bord bij het kraampje. Als Joop later terug gaat om nog wat mango’s te kopen, gaat het wat vreemd. De mango’s worden steeds duurder waar hij bij staat, want wisselgeld hebben ze niet. Als er zich dan ook nog andere kooplui mee bemoeien, pakt Joop het geld terug en laat de mango’s de mango’s. Wat er precies gebeurde blijft ons een raadsel. We zijn zelfs op tijd in Varadero om met de auto nog even langs de cuc supermarkt te gaan. Onze voorraden zijn de afgelopen weken fors verminderd en met de auto hoeven we niet zo te sjouwen. Het blijft hier vreemd om verhoudingsgewijs zoveel te kopen. Voor ons is het een normale hoeveelheid boodschappen voor de gemiddelde Cubaan is het een ongekende luxe. En dan moet je ook nog met al je plasticzakjes langs de wachten, bewakers en douanemensen bij de jachthaven. Want inderdaad zoveel controle is er, al gaat het er erg vriendelijk aan toe. Soms wil de douane ineens je tassen controleren als je eruit of erin gaat. Geen idee waarom. Ze kijken slechts oppervlakkig.

Ik heb die avond een gesprekje met een Spanjaard , die hier ondertussen in de haven is aangekomen en hij vraagt waarom we toch in hemelsnaam met de boot naar Havana willen gaan. Zeker als we ook nog weer terug naar het oosten willen, wat hij sowieso een dom plan vindt. Zeilen moet leuk zijn en tegen de wind is dat nooit. Wij  besluiten om inderdaad met de bus naar Havana te gaan temeer daar de gedachte daarover voor ons allebei niet vreemd was.  Seebaert gaat wel met de boot, maar zij willen ook door naar Mexico. En zo komt er dan onverwachts een einde aan ons samen zeilen. We zijn nog een paar dagen met elkaar in deze haven. Hebben een afscheidsetentje bij ons aanboord en dan zwaaien wij ze op maandag 20 april uit. We hebben dan precies een maand samen opgezeild. Het echte afscheid van deze bijzondere periode wordt nog even uitgesteld tot in Habana, waar we weer afgesproken hebben. Wij vertrekken de volgende ochtend met de bus naar Havana.We gaan daar de stad bekijken en op bezoek bij Gorge en Moniek. Moniek is een zus van een goede vriend van mij en ik verheug me er op om haar hier in haar woonplaats te kunnen bezoeken. Ze woont hier inmiddels al 15 jaar met veel plezier.  Om zeven uur staan we buiten voor de Marina in de volle overtuiging dat er wel een taxi zal staan. Mis! Dus beginnen we met een volgeladen tas (boeken en tijdschriften voor Moniek,een accuboor voor Gorge, onze kleding en de restanten groente) aan de wandeling van 3 à 4 kilometer naar het busstation waar we om 7.40 uur moeten zijn. De bus vertrekt om 8 uur. Gelukkig vinden we na bijna 2 km een taxi voor het laatste stuk en zijn we mooi, lees net, op tijd. De tocht duurt 3 uur. We besluiten eerst maar onze bagage te verlichten voor we op zoek gaan naar een casa in het centrum van Havana. In het weekend gaan we naar een casa bij Moniek om de hoek. Het is erg leuk om aan te komen op een busstation en dan te wachten op iemand die er woont. Gorge haalt ons op met de auto. Tot onze verbazing een super chique Nissan, die deels van Moniek haar werk is. Het is duidelijk dat zij door Moniek haar buitenlandse baan het goed hebben. Bovendien is Gorge een goede edelsmid. Het is wel een groot verschil tussen het oosten en Havana, want je ziet hier veel meer nieuwe en particuliere auto’s. Gorge belt een casa voor ons en zet ons na een kopje koffie daar af. Het is bij een ouder echtpaar en zij verhuren een kamer via de bovenbuurman. De kamer staat bomvol. Rondom donkere kasten en een krakend bed. Joop krijgt acuut last van reparatiedrang als we de airco aanzetten. We gaan maar snel Havana in. De casa ligt vlakbij het Capitolio, dat zoals de naam als zegt een kopie is van het capitool. Overigens is overal in Cuba merkbaar dat de banden met Amerika eens erg nauw waren. We dwalen wat door de stad en kijken onze ogen uit. We zijn even in een ferreria (ijzerhandel) en kijken onze ogen uit. Het is een winkel met een bijna westers assortiment en overal staat bewaking. Al er  in een cafeetje muziek gemaakt wordt stoppen we voor een pilsje en gaan dan door naar het plein voor de Cathedraal. Hier krijgt Joop dure zoenen van twee mooie dames. Ja die dure kwam omdat ik stiekem foto’s  van de dames genomen had en dat hadden ze wel gezien dus koste dat twee cuc !! We zitten hier een poos op het terrasje en gaan een museum binnen. Het is een coloniaal museum, maar de collectie valt ons tegen. Het museum in Santa  Clara was beter voorzien. Wel wordt ons door de suppooste gevraagd of we bonbons voor haar kinderen hebben. Dat hebben we niet. Zeep dan?? Dat heb ik wel. Ze is er blij mee evenals met de ballonnen die ze voor haar kinderen krijgt. Marion van Seebaert heeft die meegenomen en mij ook een stel gegeven. Het blijkt een schot in de roos te zijn als je die uitdeelt , want ieder kind is er blij mee. We eten op het plein bij de kathedraal. Ook hier speelt weer een bandje. Even later stoppen ze ermee omdat het een groot geratel op het plein wordt van mensen die hun stalletjes ergens anders hebben afgebroken en nu aan het einde van de dag hun waren terug naar de opslag brengen, de meeste karretjes hebben grote kogellagers als wielen en dat wil wel rammelen op de kinderkopjes voor de Cathedraal. Overigens vind je die keien hier in veel havenplaatsen omdat ze als ballast uit Europa mee genomen werden. We drinken nog ergens een ‘ mojito’ en lopen dan tevreden terug naar ons muffe kamertje. Waar we een kopje koffie krijgen van de gastvrouw en met de gastheer een praatje hebben. Hij heeft vroeger ook gevaren.De volgende dag als we een verdieping hoger ontbijten bij de echte casaman wordt ons gevraagd of we bij hun willen komen. We doen dat ondanks dat de mensen van beneden aardig zijn, maar deze kamer is veel frisser en de airco niet zo astmatisch. We gaan vandaag lopend naar het kantoor van Moniek, omdat Joop last heeft van een zeurende tand en we erger willen voor komen. Misschien weet zij een goede tandarts.  Het is een fikse wandeling, maar we zien zo wel een heel deel van Havana. We lopen via het universiteitscomplex. Er is een majestueuze trap en prachtige gebouwen. Een trotse plek. Bij Moniek drinken we weer koffie en zij raad ons aan naar een kliniek in de buurt te gaan. We lopen er door een jaren dertig villa wijk naar toe. Helaas hier hebben ze geen tijd. Omdat we ook geld moeten halen en onze paspoort niet mee hebben genomen gaan we terug naar de casa. Het laatste stukje nemen we een scooter taxi. Dit is een brommer riksja. We lunchen ergens en gaan dan met een veel te duren taxi naar het ander medische centrum. Daar zitten we te wachten tot het spreekuur afgelopen is. De tandarts geloof niet in een beginnende wortelkanaal  ontsteking maar denk dat de bewuste tand te hoog is en daarom irritatie geeft. Hij slijpt er een stukje af. Joop heeft met klem om een röntgenfoto gevraagd, die wordt dan ook gemaakt en hij krijgt hem mee. Joop heeft zijn twijfels of het probleem nu is opgelost, maar op de foto is ook verder geen ontsteking te zien. Wij weer terug met de taxi en we gaan dan de oude beneden stad weer in. Soms kijk je daar door een deurtje en dan is daar een woninkje achter. Je ziet een bed, een stoel, een tv en vaak zit er iemand in de deur opening, vooral op het einde van de dag. In stukken van dit deel van de stad is het  stoffig, druk, rommelig, zijn de gebouwen in diverse staten van ontbinding en is het wegdek kapot. In andere delen zijn de gebouwen gerestaureerd, is het wegdek heel, maar is een deel van de levendigheid weg. Ik moet bekennen dat ik de afwisseling wel fijn vind, want zo hebben mijn zintuigen af en toe rust. We komen weer op een ander plein en ook hier is weer muziek. De volgende dag hebben we een afspraak met Seebaert bij het museum vor moderne kunst. We bezoeken dit mooie museum en zijn na afloop moe, want je ziet veel en van verschillende stijlperiodes De kunst is van goede kwaliteit en ik kan het niet laten om de verschillende stijlen met de Europese kunst in de zelfde periode te vergelijken. Met name veel kunst uit de Fideltijd is vol dubbele boodschappen. We lunchen bij een niet toeristisch tentje en dat heeft zijn eigen charme. Dan gaan we op een plein waar een bierbrouwerij gevestigd is een pilsje drinken. Je krijgt daar je eigen bierpomp op tafel. Ook hier is weer muziek. Bert en Marion moeten met de laatste bus om half zeven naar de Marina. We zien elkaar samen met Moniek en Gorge nog bij de Marina. Wij gaan terug naar de stad om ergens heerlijk te eten. Er spelen een stel oudere mensen en die maken echt muziek. De andere bandjes zijn ook wel goed , maar die spelen vaak op routine steeds de zelfde Cubaanse liedjes. Wij kopen dan ook bij uitzondering 2 cd van ze. Later blijkt een van de twee te slecht van kwaliteit om naar te luisteren. Jammer! We belanden nog even in ons vaste cafeetje en gaan dan naar bed. Het leven is hier ook ‘s avonds nog in volle gang. In bed hoor je tot laat mensen praten en lachen. ’s Nachts is het één groot aircogezoem. De volgenden dag zwerven we weer door oud Havana en komen op een kunstmarkt. Veel te zien, maar niets kan ons tot een aankoop verleiden. We botsen tegen Marion op en als we later op een terrasje zitten komt ook Bert voorbij. We lunchen met elkaar en gaan dan weer elk een kant op. Wij lopen naar Moniek haar kantoor , want vandaar gaan we met elkaar naar hun huis. We zijn wat te vroeg en belanden bij een pesos cafeteria waar we een pilsje drinken. We eten die avond met een heel gezelschap. Daarna beginnen Moniek en ik te praten om daar tegen bed tijd mee op te houden en de volgende dag gaan we weer vrolijk verder. Heerlijk! Joop gaat met Gorge naar zijn atelierruimte en gaat daar aan de slag. De twee mannen kunnen het prima vinden met elkaar. Alleen vindt Joop het in het atelier veel te koud door de airco. Van zoveel kunstmatige kou zijn we geen van beide erg gecharmeerd. Zaterdag gaan we naar de Hemingway marina en tot onze verbazing mag Gorge zomaar aan boord bij Seebaert. Na een drankje, hapje en kletsje nemen we nu toch echt afscheid van Bert en Marion met de belofte elkaar in Nederland op te zoeken. Wij gaan weer naar huis en maken Nassi voor de hele familie. Onze casa hier is duur, 40 cuc, maar dan heb je een eigen balkon, keuken zitkamer extra. Wij maken daar geen gebruik van omdat we steeds bij Moniek en Gorge zijn. We besluiten zondag alweer naar Varadero te gaan. Er komt misschien een luwe wind periode aan en we willen weer verder. Bovendien ben ik bekaf van alle indrukken en wil ik graag naar de relatieve rust van ons bootje. In Varadero nemen we een taxi. Nu laten we de meter lopen ipv een prijs bij afspraak en dat scheelt cuc’s en onderhandelen. Bij de boot aan gekomen blijkt er de komende dagen geen sprake te zijn van afnemende wind dus maken we pas op de plaats. Ook hier rijden Nederlandse bussen. Wanneer ik hier de was op hang, hoor ik een bus toeteren, zie ik in mijn ooghoek iets vertrouwd geels, dan glijdt het ene beeld over het andere en zou ik zo in Beuningen de was aan het ophangen kunnen zijn, ware het niet dat daar geen palmbomen zijn. We moeten nu wel ons visum verlengen en maken weer kennis met de bureaucratie en de mannetjes vaan de kleine macht. Het is net Oerol zeggen we dan, want ook hier speelt ieder zijn rol. De een met meer verve dan de ander, maar toch theater is het. We halen verse groentes voor pesos op de lokale markt. Ook hier weer kopen wij naar verhouding veel en geven we bijna geen geld uit. Een ananas kost 10 pesos en dat is nog geen 40 cuc cent, maar op een inkomen van 10 cuc per maand is het wel weer veel. Je rekent en vergelijkt je hier een rotje en krijgt er ook geen grip op. Van Moniek weten we dat iedereen ergens wel handelt en sjoemelt. Er is dus nog een derde economie. Door alles heen voel je de veranderingen die er aankomen. Men houdt zijn hart vast hoe het straks in het na fidel tijdperk zal gaan. Het oosten is sterk revolutionair daar vind je ook overal de koppen en de namen van de revolutionairen langs de weg. Havana is veel meer op het Westen georiënteerd. Het is zoals Joop zegt alsof de hele twintigste eeuw hier aan je ogen voor bij trekt. Van ossenwagens, koetsjes, jaren vijftig sleeën, jaren 80 Lada’s tot i-pods. Waar ik me ook over verbaas zijn de bushokjes. Over het algemeen zitten ze goed in de verf en zijn ze goed ontworpen met leuke oplossingen voor banken en daken. Verder is veel openbare, moderne kunst. Het meeste is wel al wat ouder, want je merkt aan alles dat het land arm is en economisch beperkt.

Wij hebben in dit wonderlijke land genotenen er een boeiende tijd gehad. We  zitten bomvol indrukken, maar goed dat we weer naar zee gaan.

 

http://picasaweb.google.com/syzeezot

voor de laatste foto’s ga; van georgetown naar cuba en cuba deel1 deze staat onderaan de foto colletie.

Powered by WordPress